Vierjarig kennisprogramma ondersteunt doorontwikkeling biologische sectoren

Nederland heeft een ambitieuze groeidoelstelling voor de biologische landbouw: een groei naar 15% biologisch landbouwareaal. Hieraan is ook een opschaling van consumptievolume verbonden maar is ook een versnelling nodig in het vergaren en delen van kennis. Hiervoor heeft het ministerie van LVVN geld beschikbaar gesteld. Vervolgens heeft het Louis Bolk Instituut met afgevaardigden uit de sector geïnventariseerd welke kennis- en onderzoeksprogramma’s al lopen en welke nog moeten worden toegevoegd om de ambities waar te kunnen maken. Hierin hebben o.a. bestuurders en melkveehouders namens De Natuurweide en EKO Holland meegedacht en meegepraat voor de melkveehouderij (er is ook ene programma gericht op akkerbouw). De uitkomst is een onderzoeksprogramma onder de noemer Versnellingsspoor biologische landbouw, gericht op huidige en toekomstige biologische melkveehouders en akkerbouwers met als doelen:
– Robuuste teelt en graslandproductie
– Slimmer omgaan met nutriënten in de bodem
– Verbetering van dierwaardigheid en -gezondheid
– Sluiten van kringlopen
– Verminderen van de ecologische voetafdruk
– Bijdragen aan maatschappelijke doelen zoals klimaat, bodemkwaliteit, biodiversiteit en schoon water

Voor de melkveehouderijsector zullen onderzoeken worden opgestart rond de volgende thema’s:
– Lange termijn bodemvruchtbaarheid en mestbenutting
– Graskwaliteit en eiwit van eigen land
– Antibioticavrij werken en kalf bij de koe
– Effect van rantsoenen op melk- en vleeskwaliteit
– Kosten en baten van melk en andere maatschappelijke doelen
– Samenwerking met de BioMonitor

Bestuurders en melkveehouders vanuit De Natuurweide en EKO Holland  zullen tijdens de uitvoering (het programma duurt vier jaar) mee blijven denken en praten over de voortgang en de resultaten en bijdragen aan verspreiding van de opgedane kennis en inzichten.

Nieuw keuzevak op Universiteit Utrecht gericht op preventie bij diergezondheid

De Universiteit Utrecht bood dit schooljaar een nieuw keuzevak: Natural livestock farming. Het vak richt zich met name op bodem en kringlopen en de inzet van natuurlijke middelen bij dieren als alternatief voor antibiotica. Vanuit de biologische melkveehouderij kwam de wens naar voren om meer te willen leren over deze onderwerpen. Ook leefde de wens dat veeartsen meer kennis en inzicht zouden opdoen over de biologische melkveehouderij. In samenwerking met het Louis Bolk Instituut (LBI) is een programma opgesteld waarin bovengenoemde onderwerpen waren opgenomen. Circa 20 studenten meldden zich aan voor het keuzevak.

Nick van Eekeren van het LBI verzorgde een gastcollege over bodembiologie in relatie tot ruwvoer en diergezondheid. In vervolg op dit keuzevak doen enkele diergeneeskunde studenten een stage bij het Louis Bolk Instituut. Ze worden ingezet voor literatuuronderzoek op gebied van antibioticavrije melkproductie en de voederwaarde en gezondheidsaspecten van voederhagen. Deze informatie wordt o.a. gebruikt voor onderzoeken in het kader van het versnellingsspoor biologische landbouw. Lees meer over Natural livestock farming op LinkedIn.

Gemeenten en waterschappen bezorgd over teruggang grasland

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het netwerk van kleinere gemeenten in Nederland (K80) en de Unie van Waterschappen zijn bezorgd over de teruggang in de oppervlakte blijvend grasland. Ze hebben hierover een brief gestuurd naar de ministeries van LVVN, Infrastructuur en Waterstaat  en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Onder andere door beëindigingsregelingen verdwijnen melkveebedrijven waarvan in veel gevallen het blijvend grasland vervolgens wordt omgezet naar andere teelten. Dit leidt vervolgens tot een toename van het gebruik van meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en water met negatieve gevolgen voor natuur, water, bodem en volksgezondheid.

De afzenders dringen aan op een samenwerkingsaanpak in de regio om aan opgaven te werken in onderlinge samenhang. Het (toekomstige) gebruik van grond moet in het licht van alle maatschappelijke opgaven worden bepaald. Daarbij is ook het ruimtelijk-economisch perspectief van een gebied een belangrijk aspect.

De organisaties vragen verder specifiek aandacht voor de volgende punten:
1. Ondersteuning van  gemeenten en regio’s in een integrale aanpak van de opgaven rondom veranderend grondgebruik. Waarbij gekeken moet worden naar een heldere rolverdeling tussen gemeenten, provincies, waterschappen en het rijk bij de sturing op grondgebruik.
2. Het bieden van een landelijk beleidsmatig kader voor het gebruik van (chemische) gewasbeschermingsmiddelen en het al dan niet toestaan van bepaalde teelten in gebieden met opgaven op het gebied van natuur, water, bodem en in gebieden rondom kwetsbare functies (zoals wonen, scholen, ziekenhuizen) i.v.m. de volksgezondheid. Onderscheid tussen landbouw voor voedselproductie en boom- en sierteelt. Dit punt gaat dus nadrukkelijk verder dan de rol van het rijk gericht op de toelating van gewasbescherming, en gaat onder meer over de vraag op welk soort locaties (chemische) gewasbeschermingsmiddelen wel en niet zijn toegestaan.
3. Juridische ondersteuning van gemeenten bij de sturing op grondgebruik/teelten c.q. het beperken van het gebruik van (chemische) gewasbeschermingsmiddelen in genoemde gebieden.

Melkveestapel afgelopen jaar gekrompen

Ten opzichte van een jaar eerder nam de melkveestapel kromp de veestapel met 3,3% (peildatum 1 april 2025), zo blijkt uit een rapportage door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In Nederland zijn nu 3,65 miljoen runderen, waarvan 42% melkkoeien zijn. Dat is een afname van 1% ten opzichte van het jaar ervoor. De daling bij jongvee was nog sterker: -6,3%. Ten opzichte van 2015 is dat een daling met een derde.

Het aantal melkveebedrijven nam af met 3,7% naar 13.400. Ten opzichte van 2015 is het aantal melkveebedrijven is met ruim een kwart afgenomen. Het gemiddeld aantal dieren per bedrijf neemt wel toe. In 2025 is dat aantal 114, drie meer dan een jaar geleden.

De cijfers komen uit de Landbouwtelling per 1 april van dit jaar. In maart van 2026 worden de cijfers definitief.

Concept 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn open voor internetconsultatie

Het concept voor het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn is opengesteld voor internetconsultatie. Elke vier jaar maken Europese lidstaten een actieprogramma met maatregelen om te voldoen aan de Nitraatrichtlijn. De ministeries van LVVN en Infrastructuur & Waterstaat hebben een nieuw voorstel voor een actieprogramma gemaakt: het concept 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn. Het doel van het actieprogramma is om ervoor zorgen dat waterverontreiniging (grond- en oppervlaktewater) door nutriënten afkomstig van de landbouw wordt voorkomen en verminderd. Alle EU-lidstaten moeten voldoen aan de norm van 50 mg/l nitraat in het bovenste grondwater en eutrofiëring van het oppervlaktewater tegengaan. Het concept 8e actieprogramma bevat een voorstel voor maatregelen en moet ingaan op 1 januari 2026. Na de internetconsultatie volgt de definitieve besluitvorming.

Nederland voldoet nog niet overal aan de norm van 50 milligram nitraat per liter in het grondwater. Vooral in het zand- en lössgebied in het zuiden van het land zijn extra maatregelen voorzien, net als in de zandgebieden in midden en zuid Nederland. Elders in het land zijn ook gebieden waar extra maatregelen nodig zijn. De huidige met nutriënten verontreinigde (NV) gebieden worden aangepast naar aandachtsgebieden voor stikstof of fosfaat. In beide soorten aandachtsgebieden worden andere maatregelen doorgevoerd.

In het 8e Actieprogramma is ook ruimte voor proeven met doelsturing. Bedrijven die (geborgd) goede resultaten kunnen aantonen, krijgen een grotere stikstofgebruiksruimte.

Provincie Noord-Holland en sector aan de slag met stikstofreductie

Provincie Noord-Holland, LTO Noord, Hollands Agrarisch Jongeren Kontakt (HAJK) en Bio-NH slaan de handen ineen om de stikstofemissies te reduceren, meldt Nieuwe Oogst. Het doel is om 30% reductie te realiseren in 2035 ten opzichte van 2019 door middel van doelsturing en monitoring op bedrijfsniveau. Noord-Holland is daarmee de eerste provincie die concreet invulling geeft aan landelijk reductiebeleid.

In de melkveehouderij moeten generieke en gebiedsspecifieke maatregelen rond Natura 2000-gebieden leiden tot de beoogde emissiereductie. De reductie van 30% is het gemiddelde at melkveehouders moeten realiseren ten opzichte van het gemiddelde in 2019. Voorbeelden van maatregelen zijn het verlagen van het eiwitgehalte in het rantsoen, het uitbreiden van de weidegang en water vernevelen op de roostervloeren. Biologische bedrijfsvoering en vermindering van het aantal stuks jongvee zijn eveneens opties.

Gerard Migchels, onderzoeker bij Wageningen University & Research en projectleider van de Pilot BioMonitor, bracht de mogelijkheden om stikstof te reduceren in kaart voor de provincie: “De provincie Noord-Holland loopt vooruit op het ministerie van LVVN. Op een bepaald moment moet je durven zeggen: zoveel gram ammoniak per fosfaatrecht of zoveel kilo per hectare gaan we reduceren. Melkveehouders weten waar ze aan toe zijn. Dat geeft rust.”

De provincie stelt voor de eerste fase 1,6 miljoen euro beschikbaar om, samen met LTO, HAJK en Bio-NH, boeren te ondersteunen bij het beperken van de stikstofemissies. Via coaching, studiegroepen en praktijkgerichte kennisdeling moet dit worden bewerkstelligd. Het budget komt boven op eerder beschikbaar gestelde subsidies voor stikstofreductie en natuurherstel.

Stikstofplan van boeren met provincies, gemeentes en waterschappen

Boerorganisaties LTO en NAJK presenteren met het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeentes (VNG) en de Unie van Waterschappen een eigen stikstofplan. Dat meldt de NOS. Het initiatief komt voort uit zorg over het  plan dat door minister Wiersma van LVVN is gepresenteerd, het zgn. ‘startpakket’. De gezamenlijke organisaties denken dat de stikstofuitstoot door middel van dat plan onvoldoende omlaag gaat.

De ondertekenaars van het plan willen dat de landbouw over tien jaar 42 tot 46 procent minder stikstof uitstoot dan in 2019. Die doelen moeten worden bereikt door per bedrijf vast te leggen hoeveel stikstof er nog mag worden uitgestoten in 2030 en 2035. Halen bedrijven die doelen niet, dan lopen ze het risico in het uiterste geval (een deel van) hun vergunning of rechten verliezen.

Daarnaast willen de partijen dwingende maatregelen in een zone rond twee tot vijf Natura-2000 gebieden met de meest urgente stikstofproblematiek. Om de vergunningverlening daar weer vlot te trekken, kan volgens de bedenkers van het plan worden ingezet op ‘wettelijke herverkaveling’. IPO-voorzitter Ina Adema lichte toe: “Dat kan betekenen dat boeren verplicht – maar zonder er substantieel op achteruit te gaan – hun land moeten inruilen voor land dat verder van een natuurgebied ligt. Het kabinet wilde dit ook al, maar wij gaan een stapje verder. Wij willen ook de optie om in 2030 rond méér gebieden dwingende maatregelen te treffen als de vergunningverlening niet op gang komt.”

De partijen willen ook dat de landelijke overheid over de brug komt. Het demissionaire kabinet moet ondernemers die nu in een uitkoopregeling zitten zo goed mogelijk helpen bij het stoppen. Innovatie moet mogelijk worden en het kabinet moet een groot deel van de rekening, naar schatting enkele miljarden euro’s, daarvan bekostigen.

Voor de boerenorganisaties is het belangrijk dat bedrijven alleen nog worden afgerekend op hun eigen stikstofuitstoot. De staat van de natuur in de buurt mag niet meer leidend zijn, omdat boeren niet de enigen zijn die daar invloed op hebben. Boerenorganisaties willen verder dat de ruimte die voor vergunningen ontstaat, wordt benut om bijvoorbeeld zogeheten PAS-melders weer aan een geldige vergunning te helpen.

CBS: Fosfaat en stikstof in dierlijke mest nog boven nieuwe normen

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft de cijfers rond stikstfo- en fosfaatexcretie over 2024 gepubliceerd. Daaruit blijkt dat beide nog boven het plafond lkagen dat dit jaar van kracht wordt. Het jaar 2024 liet een afname van 3% zien voor stikstof (449 miljoen kilogram) zien ten opzichte van het voorgaande jaar. De fosfaatexcretie kwam in 2024 uit op 147 miljoen kilogram, vergelijkbaar met het voorgaande jaar. Om het plafond voor 2025 te halen zullen beide waarden nog wel omlaag moeten. Voor stikstof ligt dat dit jaar op 440 miljoen kilogram. Het fosfaatplafond ligt dit jaar op 135 miljoen kilogram.

De melkveesector zag een toename van de fosfaatexcretie met 1% (77 miljoen kilogram). De melkveehouderij gebruikte krachtvoer met een lager fosforgehalte, maar het fosforgehalte van het ruwvoer, zoals kuilgras en snijmaïs was in 2024 hoger dan het jaar ervoor. Het stikstofgehalte van zowel krachtvoer als ruwvoer viel in 2024 wel lager uit. De stikstofexcretie van rundvee daalde met 3% naar 265 miljoen kilogram stikstof. Met name een lager aantal koeien (en dus minde mest) en een lager stikstofgehalte in voer daalt dit al enkele jaren.

Kamer wil emissiereductieplan vóór Prinsjesdag

De Tweede Kamer vraagt in een motie aan de regering om snel met een plan te komen dat moet leiden tot reductie van emissies. Daarvoor moet de regering de samenwerking zoeken met belangenbehartigers van de melkveesector. Op Prinsjesdag (derde dinsdag in september) moet duidelijk zijn hoe het plan in elkaar steekt.

De zogenaamde G7, een groep organisaties uit de melkveehouderij waaronder De Natuurweide, moeten volgens de indieners van de motie (Vedder van CDA en Grinwis van ChristenUnie) meedenken en meepraten over een plan om de ammoniakemissies in vijf jaar tijd met 30% te verlagen. Volgens analyses van de Wageningen University & Research (WUR) is dit een realistisch, haalbaar streven. Een methodiek om om werkelijke emissies op bedrijfsniveau vast te kunnen stellen, is daarbij nodig om bedrijven die de doelstelling niet halen aan te kunnen spreken.

Partiële opkoopregeling nog niet goedgekeurd in Brussel

De partiële opkoopregeling voor de melkveehouderij is nog niet goedgekeurd door Brussel, meldt Boerderij. Daardoor zal de regeling op zijn vroegst tegen het einde van dit jaar worden opengesteld. De effecten van de regeling, waarbij boeren het aantal koeien terugbrengen en fosfaatrechten inlevert tegen een vergoeding, zullen dus pas in 2026 merkbaar worden. De vertraging in de goedkeuring komt voort uit zorgen over de staatssteunregels.

Voor de regeling is in de voorjaarsnota 627 miljoen euro gereserveerd. De sector levert ook een bijdrage aan de regeling. Zeven melkveehouderijorganisaties, waaronder De Natuurweide, hebben met banken en de zuivelsector afspraken gemaakt over een investeringsregeling voor de blijvende bedrijven. Deelnemers aan de partiële opkoopregeling krijgen dan extra rentekorting voor duurzame investeringen op hun bedrijven.