Deskundigencommissie adviseert aanpassing excretieforfaits

De Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) adviseert minister Wiersma om excretieforfaits en stikstofcorrectiefactoren aan te passen. Daarbij baseert de CDM zich op data van de bruto excretie en mestsamenstelling en -transporten in de periode tussen 2021 en 2023. In het fosfaatrechtenstelsel van de melkveesector zou door de aanpassing ruimte komen voor een toename van het aantal melkkoeien en kalfkoeien met 7%. De stikstofproductie zou met 16,5 miljoen kilo kunnen toenemen.

Excretieforfaits geven de rekenkundige hoeveelheid stikstof en fosfaat per dier en diercategorie weer. De stikstofcorrectiefactor geeft een aanpassing van de stikstofproductie aan voor gasvormige verliezen van mest in de stal en de mestopslag.

Voor extensievere bedrijven pakt de aanpassing ongunstig uit. Bij een gemiddelde melkproductie van minder dan 7.500 kg per koe per jaar hebben bedrijven een tekort aan fosfaatrechten. Intensievere bedrijven krijgen juist meer ruimte om extra melk te produceren.

Visie op verduurzaming landbouw vanuit middenpartijen

Leden van duurzaamheidsgroepen van D66, CDA, GroenLinks-PvdA en VVD hebben een visiedocument aangeboden aan de landbouwwoordvoerders van de vier partijen. Vanuit het duurzaamheidsoverleg dat zij regelmatig hebben hebben ze werkrichtingen meegegeven gericht op verduurzaming van de landbouw, in de verwachting dat deze punten tijdens de formatie worden meegenomen. In het document wordt de tegenstelling tussen natuur en landbouw verworpen. De opstellers van het document geloven in integrale oplossingen waarin natuur, dierenwelzijn, boeren en voedselzekerheid vooruit worden geholpen. De uitgangspunten van kringlooplandbouw worden onderschreven en de afhankelijkheid van kunstmest, chemische gewasbestrijding en geïmporteerd veevoer moet worden verminderd.

Gepleit wordt voor het stimuleren van de biologische afzet. Een gebiedsgerichte aanpak moet terugkeren met daarbij ook het eerder geschrapte transitiefonds. Boeren, terreinbeheerders, provincies en waterschappen krijgen en houden ruimte voor maatwerk en vakmanschap. De pachtwetgeving zou moeten worden aangepast met het oog op verduurzaming en langdurige pacht moet boeren zekerheid geven over beschikbaarheid van grond. Natuurorganisaties overheden moeten meer ruimte te krijgen om grond te verpachten op een manier die goed uitwerkt voor de natuurdoelstellingen.

CBS: afname agrarisch grasland, toename natuurlijk grasland

Uit recent gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat in de periode 2016-2023 de oppervlakte aan agrarisch grasland is gekrompen met 457 vierkante kilometer. In Nederland was in 2023 7.721 vierkante kilometer agrarisch grasland. Tijdelijk grasland wordt gerekend tot akker- en tuinbouwgrond, waarvan in Nederland in 2023 10.574 vierkante kilometer was. Natuurlijk grasland nam toe met 255 vierkante kilometer tot 1.658 vierkante kilometer oppervlakte.

In 2023 bestond ruim 20& van het Nederlandse grondoppervlak uit (half)natuurlijke ecosystemen, zoals bos, heide en duinen. Hier was een toename zichtbaar tussen 2016 en 2023 van 285 vierkante kilometer. Deze toename betrof vooral natuurlijk grasland, waarvan het beheer vooral is gericht op het vergroten van de biodiversiteit.

Het bebouwde oppervlak in Nederland omvatte in 2023 7.721 vierkante kilometer. Daartoe wordt ook stedelijk groen gerekend.

Waarde van biologische melkveehouderij centraal tijdens De Natuurweidedag

De Natuurweidedag stond gisteren in het teken van ‘waarde’: waarde die de biologische melkveesector heeft voor de maatschappelijke doelen rond natuur, klimaat, waterkwaliteit en biodiversiteit. Hoe kan deze beter inzichtelijk worden gemaakt maar ook worden vertaald naar gezonde marges, passende regelgeving en toekomstperspectief voor individuele bedrijven.

Alex Datema, directeur Food & Agri bij de Rabobank, zette uiteen hoe de zogenaamde ‘True Value Language’ kan bijdragen aan een realistischer inzicht in kosten en opbrengsten van voedselproductie. Daarbij zouden nu nog vaak verborgen en indirecte kosten van minder duurzame productiemethodes, beter moeten worden verrekend in de voedselprijzen. Waardecreatie die volgt uit duurzame productiemethodes moeten ook terug komen in prijzen. Voorbeelden van deze extra waarde die Alex Datema hierbij noemde zijn schoon water en behoud van natuur en landschappen. Het huidige voedselsysteem is te zeer gericht op zo laag mogelijke kostprijzen waardoor extra inspanningen die goed uitwerken voor natuur, klimaat, biodiversiteit en water, in de praktijk vooral kostprijsverhogend werken. Datema pleitte dan ook voor een rigoureuze aanpassing van het voedselsysteem dat er uiteindelijk toe leidt dat het meest duurzaam geproduceerde voedsel ook altijd lager geprijsd in dan niet-duurzaam geproduceerd voedsel. Dat vraagt ook om keuzes door bijvoorbeeld supermarkten ten aanzien van wat zij nog aanbieden aan consumenten.

Nick van Eekeren, onderzoeker bij Louis Bolk Instituut en Wageningen University & Research, zette vervolgens uiteen hoe blijvend grasland en tijdelijk grasland (in rotatie met bouwland) zeer waardevolle landgebruiksvormen zijn de voor maatschappelijke doelen. Koeien die op grasland grazen zorgen voor hoogwaardig voedsel en beperken broeikasgasemissies die gepaard gaan met (kracht)voerproductie. Voor een deel vindt die productie plaats in het buitenland waar tropisch regenwoud voor moet wijken. Nick van Eekeren stipte ook de intensivering aan, die wordt aangejaagd door stijgende grondprijzen en stijgende arbeidskosten. Op veel plekken is die intensivering juist niet gewenst, bijvoorbeeld rond stikstofgevoelige natuurgebieden. Ook wordt het steeds lastiger om bedrijfsopvolgers te vinden die de steeds verder oplopende financiële lasten kunnen dragen.

Mascha Middelbeek, namens IDH werkzaam in Afrika om landbouw- en voedselmarkten te transformeren, schetste een beeld van de vaak kleinschaliger voedselproductie die juist nog moet intensiveren. Daarbij is het de uitdaging de negatieve neveneffecten van schaalvergroting en intensivering te voorkomen. Mascha Middelbeek probeert met boeren en voedselproducenten modellen op te bouwen die natuur-inclusiever zijn en de effecten van klimaatverandering kunnen opvangen. Kennisoverdracht en investeringen zijn hier belangrijke pijlers onder.

In de afsluitende paneldiscussie gaf René van der Velde van Henri Willig inzicht in de effecten die de verplichte duurzaamheidsrapportages van grote bedrijven zullen hebben in de gehele keten. Data zullen in toenemende mate worden gevraagd door o.a. supermarkten die ze vervolgens in hun rapportages verwerken. Henri Willig spant zich ook in om duurzaam producerende melkveehouders extra te belonen. In de winkels van Henri Willig blijkt dat ook consumenten duurzame en smakelijke producten waarderen.

Droger inkuilen verlaagt methaan

In het kader van Netwerk Praktijkbedrijven is onderzoek gedaan naar mogelijkheden om de methaanemissiefactor te verlagen zonder dat ammoniakemissie toeneemt.  Op 15 bedrijven die meedoen aan het Netwerk Praktijkbedrijven zijn stalmetingen gedaan naar methaanemissie. Daaruit komt naar voren dat een goede gras- of maïskuil leidt tot minder methaanemissie. Het gaat dan met name om jonger en droger gekuild gewas. Daarmee wordt de emissiefactor lager en komt beter te benutten eiwit beschikbaar. Door iets vroeger te maaien dan aanvankelijk voor het beperken van ammoniakemissies werd geadviseerd, maar droger in te kuilen, blijven zowel methaan- als ammoniakemissie beheersbaar.

Stefan van ’t Ooster, bedrijfsbegeleider bij Netwerk Praktijkbedrijven licht toe: “Jong gras wordt sneller verteerd, maar door het droger op te slaan gaat het trager door de koe, wat problemen in de pens voorkomt en geen negatief effect heeft op de diergezondheid. Daarnaast zorg je voor bestendiger ruw eiwit waardoor je met ammoniak ook goed uitkomt.” Vers gras draagt ook bij aan lagere methaanemissie. Robin Walvoort, onderzoeker bij Wageningen Livestock Research: “Hoe meer vers gras in het rantsoen, hoe lager de methaanuitstoot. Bij weidegang daalt vaak ook de ammoniakuitstoot. Bovendien ben je minder afhankelijk van aangekochte eiwitbronnen.”

Verduurzamingsfonds Rabobank met name gebruikt voor extensivering

Boeren die geld lenen uit de verduurzamingsfonds van de Rabobank, gebruiken deze middelen vooral voor de aankoop van grond. Dat meldt Alex Datema, directeur Food & Agri bij de Rabobank, in gesprek met RTV Noord. Van  de drie miljard euro is inmiddels een miljard euro uitgezet. Boeren kunnen onder gunstige voorwaarden zoals een lagere rente, meer aflossingsvrijheid en geen behandelkosten, geld lenen. Doordat boeren investeren in grond en het aantal dieren gelijk blijft, worden de bedrijven extensiever. Voor de bank is van belang dat boeren werken aan plannen op gebied van stikstof, biodiversiteit, waterkwaliteit en klimaat. Datema: “Als een ondernemer geen plan heeft om daarin stappen te zetten, vinden wij dat een groot risico. En dan financieren we dus niet. We hebben als bank een rol gespeeld in de intensivering van de sector. Dat was toen gangbaar beleid. Maar de wereld is veranderd, en wij veranderen mee.’

Duidelijk is dat boeren slechts in beperkte mate investeren in innovatie. Datema: “Investeren in innovatieve technieken betekent ook nog veel onzekerheid. Grond is tastbaar. En als een boer hetzelfde aantal dieren houdt, dan betekent dat echt milieuwinst.”

Alex Datema is een van de sprekers tijdens De Natuurweidedag op woensdag 12 november in Beesd.

Rapport Deloitte: milieuschade door landbouw groter dan opbrengsten

De milieuschade door de landbouw in Nederland is veel groter dan de economische opbrengst. Die conclusie trekt financieel consultant Deloitte in de maatschappelijke kosten-batenanalyse De verborgen rekening, waarover NRC Handelsblad bericht. De waarde die de landbouw heeft voor de Nederlandse economie is 13,3 miljard euro. De kosten door uitstoot en biodiversiteitsverlies bedragen echter 18,6 miljard euro. Hierdoor is er jaarlijks een ‘schadepost’ van 5,3 miljard euro. De analyse is gemaakt in opdracht van de Robin Food Coalitie en de Transitiecoalitie en kijkt naar de hele landbouw (akkerbouw, veeteelt, tuinbouw).

Maatschappelijke kosten die zijn berekend zijn veelal kosten die op termijn optreden. Komende generaties zullen met deze kosten te maken krijgen. Dat zijn kosten als herstel van milieuschade, kosten voor gezondheidszorg en maatregelen om klimaateffecten op te vangen. Broeikasgasemissies leveren een kostenpost op van 7,9 miljard euro en zijn daarmee de grootste post. Stikstofuitstoot volgt met 7,2 miljard en biodiversiteitsverlies volgt met 2,5 miljard euro.

Biologische landbouw
Doordat de biologische landbouw geen kunstmest en chemische gewasbeschermingsmiddelen gebruikt, is de impact hiervan veel lager. In het rapport is becijferd wat het effect zou zijn van een volledig biologische landbouw. Dit zou de negatieve impact van de landbouw terugbrengen van 5,3 naar 1,1 miljard euro. Consumenten betalen vanwege de arbeidsintensievere werkwijze en lagere opbrengsten wel een hogere prijs. Sterke groei van de biologische landbouw zou echter leiden tot schaalvoordelen waardoor dit verschil geleidelijk terugloopt.

En scenario met biologische landbouw en meer innovatie van de landbouwmethoden (bijv. elektrificering van tractoren) en groei van  consumptie van plantaardige eiwitten in plaats van dierlijke, zou een positief saldo opleveren. De maatschappelijke kosten zouden dalen tot 2,7 miljard euro waardoor de waarde die landbouw creëert hoger uitvalt dan de maatschappelijke kosten.

Skal wijzigt werkwijze rond inplannen inspecties

Met ingang van 2026 voert Skal een andere werkwijze rond het inplannen van (aangekondigde) inspecties in. Skal geeft een inspectiedatum direct door, zonder eerst te overleggen over de datum. Indien de datum niet uitkomt voor het te inspecteren bedrijf dan kunnen drie alternatieve data aan Skal worden doorgegeven (als reactie op de mail van Skal). Skal probeert dan op een van de voorgestelde tijdstippen de inspectie uit te voeren. Als de door Skal voorgestelde datum wel goed uitkomt voor het te inspecteren bedrijf, dan hoeft niet te worden gereageerd.

Uit een proef die in de afgelopen twee jaar is gedaan door Skal, bleek dat deze werkwijze sneller verloopt. Ook zag men geen negatieve invloed op de inspecties. Bedrijven bleken goed voorbereid. Bij vragen over de nieuwe werkwijze kunt u contact opnemen met Skal.

Verlenging bemestingsverbod op pachtgrond provincie Overijssel

Boeren mogen tot 1 maart 2028 geen mest uitrijden op grond die ze pachten van de provincie Overijssel, meldt regionale zender Oost. Het verbod werd in 2023 ingesteld om de stikstofuitstoot te verminderen en te voorkomen dat de provincie moet handhaven bij PAS-melders. Milieuorganisatie MOB probeert via rechtszaken provincies te dwingen tot handhaving bij bedrijven die geen geldige vergunning meer hebben. Het gaat in totaal om 1500 hectare provinciale pachtgronden. Door de verlenging tot 1 maart 2028 loopt het bemestingsverbod af op de einddatum van de termijn die is bepaald voor het helpen van PAS-melders.

Het bemestingsverbod drukt de waarde van de grond in pachtcontracten. De provincie ontvangt 1 tot 1,5 miljoen euro minder.

Brabant past stikstofbeleid aan

Veehouders in Noord-Brabant hoeven van de provincie geen vergunning meer te hebben om oudere stallen te moderniseren. Dat meldt Binnenlands Bestuur op de website. Boeren moeten een plan maken waarin ze duidelijk maken hoe ze de stikstofuitstoot op hun bedrijf gaan verminderen om het doel voor 2035 te halen. Voor verduurzaming van stallen is nu nog een vergunning nodig. Deze blijven echter ‘hangen’ vanwege de stikstofproblematiek. Vooral voor aanpassingen de  gunstig uitpakken voor uitstootverlaging werkt dat contraproductief. De Brabantse veehouderij moet in 2035 bijna 50% lager zitten qua stikstofuitstoot ten opzichte van het jaar 2019. Voor het verlagen van de emissies heeft de provincie een soort menukaart opgesteld met maatregelen en systemen. Toename van het aantal dieren is niet toegestaan.