De Natuurweide heeft via een internetconsultatie haar zienswijze ingebracht over het voornemen van minister Wiersma om de ‘Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest’ in de nieuwe Omgevingswet op te nemen. In de biologische melkveehouderij is een sterke voorkeur voor bovengronds uitrijden, o.a. met het oog op het beschermen van het bodemleven.
Het bestuur van De Natuurweide heeft in haar reactie aangegeven ‘constructief in de wedstrijd te staan’. De biologische melkveehouderij heeft, onderbouwd door onderzoeken van Wageningen University & Research, en bijeen gebracht in de Pilot BioMonitor, flink lagere emissies laten zien door uitgebreide weidegang en het niet gebruiken van kunstmest en chemische gewasbescherming. De diversiteit in biologische melkveehouderijsystemen is groot en in deze diversiteit van bedrijfssystemen draagt de biologische melkveehouderij significant bij aan de doelen rond natuur, klimaat, waterkwaliteit en biodiversiteit. Erkenning van deze waarde en de werkwijzen die daaraan bijdragen is van groot belang voor de sector. Daar past bovengrond mest uitrijden uitstekend bij. Veel biologische melkveehouders hebben hun weg gevonden in het mest uitrijden in kleine hoeveelheden, met lage stikstofgehalten en met lichte, eenvoudige machines die het bodemleven respecteren. Dit wil De Natuurweide graag in stand houden.
Het bestuur van De Natuurweide biedt in de reactie verder aan om in gesprek te gaan over aanvullend onderzoek naar de effecten van bovengronds mest uitrijden. Dit is ook in de Pilot BioMonitor benoemd als een van de gewenste vervolgonderzoeken. Ook stelt De Natuurweide voor om de diercategorieën die in het voorstel genoemd worden, uit te breiden. Dit is vooral met het oog op het feit dat in de biologische melkveehouderij mannelijke dieren worden aangehouden. Daarnaast vraagt De Natuurweide om flexibiliteit in het bepalen van de percelen waar bovengronds mest wordt uitgereden. Aankoop van grond later in het jaar of het gedurende een jaar wijzigen van een bouwplan, maakt het praktisch lastig om voor 1 februari van een jaar al met volledige zekerheid te bepalen welke percelen in beeld zijn voor bovengronds mest uitrijden.