Een afroming van 30% bij handel in dier- en fosfaatrechten is onvoldoende om in 2025 aan de derogatievoorwaarden te voldoen. Dat stelt de Raad van State in haar advies over de aanpassing van de Meststoffenwet, zoals voorgesteld door het vorige kabinet. In Nederland ligt het plafond in 2025 op 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat. Om onder deze waarden te blijven wordt in dit wetsvoorstel gestuurd op een afroming bij overdracht van varkens- en pluimveerechten met 30% en een verhoging van de bestaande afroming van fosfaatrechten bij melkvee van 10% naar 30%.
De Raad van State geeft aan dat er tussen de sectoren melkvee, varkens en pluimvee verschillen bestaan in de hoeveelheden mestproductie. Dat geldt ook voor de hoeveelheden waarmee de mestproductie de voorgestelde sectorale waarden voor de mestplafonds in 2025 overschrijdt. Dat roept de vraag op of een afromingspercentage van 30% voor iedere sector passend is. Het is niet duidelijk of de hoogte van het voorgestelde afromingspercentage is afgestemd op de reductie in mestproductie die per sector bereikt moet worden. Daarom vindt de Raad van State het twijfelachtig of de omvang van het afromen bij verhandeling van varkens- en pluimveerechten proportioneel is. De Raad adviseert de regering om ook het afromingspercentage voor de verhandeling van varkens- en pluimveerechten overtuigend te motiveren in de toelichting bij het wetsvoorstel.
Medio juni formuleerde De Natuurweide al een reactie op deze voorgenomen wijziging van de Meststoffenwet.