Vanuit de behoefte om beter inzicht te krijgen in dierenwelzijn, wordt gewerkt aan een project met verschillende peilstations om dierenwelzijn te meten. Voor schapen, geiten, melkkoeien en kalveren zouden peilstations moeten worden ingericht. De Natuurweide is betrokken bij het bespreken van de mogelijke aanpak en het bepalen van de indicatoren van dierenwelzijn. Behalve vertegenwoordigers van de verschillende sectoren waren ook dierenartsenorganisaties en de Dierenbescherming uitgenodigd mee te denken. De Faculteit Diergeneeskunde van Universiteit Utrecht begeleidt het project.
De aandacht voor dierenwelzijn neemt steeds verder toe. In het biologische melkveehouderijsysteem speelt dierenwelzijn een belangrijke rol. Daarom zijn in zowel de Aanvullende Normen als de BioMonitor dierenwelzijnsaspecten opgenomen. Net als bij de BioMonitor is voor het bepalen van dierenwelzijnsgerichte maatregelen een holistische, integrale benadering belangrijk. Ter voorbereiding op het operationeel maken van peilstations is met stakeholders een set welzijnsindicatoren opgesteld, mede op basis van wetenschappelijke informatie. Deze welzijnsindicatoren sluiten aan op gedragsbehoeften die zijn geformuleerd door de European Food Safety Authority (EFSA) en de Quickscan Dierwaardige veehouderij.
In het projectvoorstel wordt bij melkkoeien, pinken en kalveren uitgegaan van vier categorieën bedrijven:
– gecertificeerd biologisch melkveebedrijf
– de 20% kleinste melkveebedrijven in de praktijk
– de 20% grootste melkveebedrijven in de praktijk
– overige melkveebedrijven (tussen 20% kleinste en 20% grootste melkveebedrijven)
Met deze selectie wordt aangenomen een goede doorsnede van bedrijven te bewerkstelligen met met verschillen in weidegang, melkmethode en staltypen. Mocht de selectie van bedrijven niet voldoende representatief zijn, dan wordt hierop bijgestuurd. Dierenartsen zullen de peiling uitvoeren door gedurende drie jaar tweemaal per jaar de welzijnsindicatoren te scoren.