Minister Wiersma heeft de excretieforfaits in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet aangepast per 1 januari 2025. In een bericht in de Staatscourant wordt een wijziging van de correctiefactor voor gasvormige verliezen aangekondigd. Deze geeft een correctie voor gasvormige stikstofverliezen in de stal, voor mestopslag buiten de stal en als koeien in de wei lopen. Bij stallen met drijfmest wordt deze correctiefactor verhoogd van 8,5% naar 14%. Bij vaste mest wordt deze factor verhoogd naar 39%.
In 2018 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) op basis van een andere methode en gegevens uit 2015–2017 de stikstofcorrectiefactor opnieuw berekend. Uitgangspunt bij die andere methode, die bekend is geworden als de N/P-methode, is dat van de in de mest uitgescheiden stikstof en fosfaat alleen een deel van de stikstof verloren gaat. Door de gegevens over voeropname en voersamenstelling te combineren met gegevens over het stikstof- en fosfaatgehalte in afgevoerde mest, kan berekend worden hoeveel stikstof vanuit de mest in de stal en opslag verloren gaat.
De Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) heeft in eerder in 2020 en in 2024 adviezen uitgebracht om de stikstofcorrectiefactor te verhogen. Ook studies uit 2023 zijn hier nu in meegenomen. Als gevolg van de verhoogde stikstofcorrectiefactor zijn de netto excretieforfaits voor stikstof opnieuw berekend. Het resultaat is dat bij eenzelfde melkproductie en ureumgehalte in de melk, de forfaitaire stikstofexcretie lager is. Een veehouder kan daardoor binnen de beschikbare plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest meer mest op of in de bodem brengen en hoeft dus in het geval van een mestoverschot minder mest af te voeren. Ook het mestoverschot op nationaal niveau neemt minder sterk toe en wel met zo’n 5,3 tot 7,9 miljoen kilogram stikstof.