De Natuurweide geeft visie in internetconsultatie nitraatrichtlijn

Iedere vier jaar maken de lidstaten van de Europese Unie een actieprogramma om te voldoen aan de Nitraatrichtlijn. Het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een nieuw voorstel voor een actieprogramma gemaakt: het concept 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn. Met dit actieprogramma moet verontreiniging van grond- en oppervlaktewater door nutriënten uit de landbouw worden voorkomen. Tot 25 augustus kunnen belanghebbenden hun visie indienen tijdens een internetconsultatie door het ministerie van LVVN.

De Natuurweide heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De reactie richt zich met name op het feit dat de biologische melkveehouderij integraal wordt meegenomen in de aanpak die voor de gehele sector. De basis voor het maatregelenpakket ligt in het huidige (7e) actieprogramma. Daarin speelt de derogatiebeschikking een belangrijke rol. De biologische melkveehouderij heeft nooit gebruik kunnen maken van de derogatie maar ondervindt daarvan in het actieprogramma wel de lasten. De biologische melkveehouderij heeft een flink lager stikstofbodemoverschot en lagere nitraat af- en uitspoeling dan de gangbare melkveehouderij. De hernieuwde aanvraag voor een derogatie in Brussel heeft nog eens het risico in zich dat de Nederlandse maatregelen extra kritisch beoordeeld gaan worden, met mogelijk aanvullende, generieke maatregelen die aan Nederland worden opgelegd.

De Natuurweide dringt aan op een specifiek actiespoor voor de biologische melkveehouderij binnen het 8e Actieprogramma. Van daaruit kan de sector experimenteerruimte gebruiken om méér te betekenen bij het beperken van uit- en afspoeling van nitraat. Hier kan doelsturing aan worden gekoppeld. De meerwaarde van de biologische melkveehouderij wordt daarmee erkend.  Negatieve effecten die uitgaan van generieke maatregelen in bepaalde gebieden treffen ook biologische melkveebedrijven. Denk hierbij aan het kunnen financieren van biologische bedrijven, die in een gebied liggen met een negatief stempel. Terwijl biologische melkveehouderijen van meerwaarde kunnen zijn in dergelijke gebieden, zoals beekdalen, NV-gebieden, waterwingebieden, overgangsgebieden en veenweidegebieden.

Met het ingroeipad voor doelsturing kunnen individuele bedrijven, op basis van meetdata, aantonen dat zij voldoen aan de gestelde doelen. Dit sluit aan bij de ambitie van de biologische melkveesector om méér te doen. Het past ook binnen de al ruim drie jaar gehanteerde werkwijze van de Pilot BioMonitor: op basis van data inzicht krijgen in prestaties en werken aan optimalisatie van het biologische melkveehouderijsysteem. Hierdoor kunnen biologische melkveehouders (situationeel) passende maatregelen nemen, die het beste aansluiten op hun specifieke bedrijfsvoering en het best uitpakken voor de waterkwaliteit.