Minister Adema heeft namens het kabinet een plan van aanpak gepresenteerd dat moet zorgen voor verlichting van de mestcrisis. Onderdeel van het plan is een brede beëindigingsregeling. Deze regeling richt zich op veehouders die in de komende jaren (2025-2029) willen stoppen met hun bedrijf. Daardoor wordt het aantal dieren verlaagd en dus ook de productie van mest. Dat draagt ook bij aan verlaging van stikstofemissie en nitraatuitspoeling. De productierechten van deze bedrijven vervallen waardoor er ook ruimte ontstaat voor legalisatie van PAS-melders.
Een lager aandeel ruw eiwit in het rantsoen helpt ook om stikstof in mest te verlagen. Deze oplossing is vanuit de sector zelf aangedragen. Deze hogere rantsoenefficiëntie moet door melkveebedrijven zelf worden gerealiseerd. Het doel is om in 2025 in de sector gemiddeld op een ruw eiwitgehalte van 160 gram per kilo droge stof uit te komen.
Verder wil het kabinet een graslandnorm vaststellen die bijdraagt aan de grondgebondenheid te stimuleren. Meer grasland draagt bij aan het beperken van uitspoeling en helpt om andere natuur- en klimaatdoelen te realiseren. Voor de melkveehouderij zou in 2032 een graslandnorm moeten gaan gelden van 0,35 hectare grasland per grootvee-eenheid (GVE). dit doel moet via twee tussentijdse normen bereikt worden: 0,2 hectare grasland per GVE per januari 2028 en 0,25 hectare grasland per GVE per januari 2030. De norm is van toepassing op alle grond van een bedrijf binnen een bepaalde afstand, ongeacht of het gaat om eigen grond of gepachte grond.
Boeren die in 2021 of 2022 nog gebruik maakten van derogatie, kunnen financiële ondersteuning ontvangen om graslandareaal te behouden. Deze subsidie gold al in 2023 en wordt doorgezet in 2024 en 2025.